den schoolmeester. Wanneer de jongens zelfs vóór den schooltijd om de kachel stonden, werd er gemunt. Eens kwam de meester wat vroeger binnen, op het oogenblik dat één der jongens zijne hand, onder welke centen lagen, op het heete kacheldeksel had liggen. Om zijne makkers en zich zelven niet te verraden en aan de gestrengste straf over te leveren, hield deze jongen met een heldhaftig geduld zijne hand op het heete ijzer, zoo lang totdat de waarde Mentor den rug had gedraaid.
Op eens hield het munten op. Een complotje had zich op een Zondag onder het lot naar den pannenoven van den ouden Meyer begeven, om zich met het geliefkoosd spel te verlustigen. De centen klingelden dat het een pleizier was om te zien. Eensklaps verscheen er een zwarte kater met gloeiende oogen, vreeselijk mauwende, hij wierp zich op het geld, en de verschrikte jongens vluchtten zoo snel zij maar konden. Zij verhaalden het voorval aan hunne makkers, en sedert dien durfde niemand meer munten.
M.