Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 2
(1876)–H. Welters– AuteursrechtvrijGodeslas.Toen de eerste kruistocht te Maastricht werd geprediktGa naar voetnoot(1) en de grijsaards en zieken, mits eene zekere belasting, van de reis naar het Heilig Land werden ontslagen, was er een oude, rijke en woekerachtige molenaar, Godeslas genoemd, die het zóó wist | |
[pagina 50]
| |
aan te leggen, dat hij voor vijf mark zilver verlof bekwam in zijnen molen te kunnen blijven. De buren zeiden aan den schatheffer, dat de molenaar Godeslas 40 mark zonder moeite en zonder nadeel zijner kinderen kon opbrengen, maar hij hield het tegenovergestelde hardnekkig vol, zoodat men hem verder ongemoeid liet. Zijn bedrog werd echter volgens de sage gestraft. - Toen hij eens in de herberg met de pelgrims naar het Heilig Land den spot dreef, zeggende: ‘dat zij zot waren hun leven op zee te wagen, terwijl hij voor vijf mark kon te huis blijven met evenveel verdiensten als zij’, gebeurde het volgende: Toen hij naar huis was gekeerd en zich te bed had gelegd, hoorde hij dat zijn molen in volle beweging was. Hij riep den knecht en beval hem te gaan zien, wie den molen draaien deed. De knecht ging, maar kwam zoo verschrikt terug, dat hij niet meer wist wat hij gezien had en riep: ‘Al sloeg men mij dood, zoo ging ik niet meer terug kijken’. ‘Al was het de duivel in persoon’, sprak de molenaar, ‘ik wil gaan zien!’ Hij springt uit het bed, kleedt zich in broek en buis, opent de deur van den molen, treedt binnen en ziet er eenen moor met twee zwarte paarden. ‘Stijg op’, zei de moor, ‘en volg mij, maar doe eerst uw buis uit’. - Op het buis was een kruisje geteekend, en Godeslas niet denkende dat dit hem kon redden, deed zijn buis uit en steeg te paard. Men reed spoorslags naar de hel. Daar toonde de moor, die de duivel zelf was, aan den molenaar een gloeienden stoel en sprak: ‘Keer nu naar huis, maar binnen drie dagen zult gij sterven en hier dezen stoel voor alle eeuwigheid komen innemen’. Na deze woorden bracht de duivel Godeslas in den molen terug. 's Morgens zag de vrouw des huizes haren man halfdood van schrik op den grond liggen, terwijl hij over duivels, zwarte paarden en gloeiende stoelen raaskalde. Men riep den pastoor om Godeslas te troosten. Alles was te vergeefs. De rampzalige stierf den derden dag, na geen enkel oogenblik het verstand te hebben terug gekregen.
Naar het Fransch van Collin de Plancy. |
|