Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 2
(1876)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
Naamsoorsprong van Limburg.Als men onderzoek doet naar de beteekenis van geographische namen, dan wil het gebruik, daarin met de gezonde rede overeenstemmende, dat men den ouden naam van die plaatsen in oude oorkonden opsnuffele. Wanneer men dit beginsel op ons Limburg toepast, dan verkrijgt men zulk eene ontelbare menigte van schrijfwijzen, dat zij ons slechts in verwarring kunnen brengen. Om daarover eenigszins te kunnen oordeelen, geef ik hier de voornaamste varianten op, die uit de ‘Geschiedenis van Limburg door Ernst’ genomen zijn.Ga naar voetnoot(1) Lambort, Lambourch, Lambroich, Lambuc, Lamburg, Leimborg, Leimburch, Lembergh, Lembore, Lemborghe, Lembour, Lempure, Lenboirch, Lenburck, Leonberg, Lienbore, Limberg, Limburgh, Limporch, Limpurg, Lomburg, Lunburg, Lymbere, Lymboirch, Lynnbourch, enz. enz. enz. Vele afleidingen van dit woord zijn reeds beproefd geworden. Zoo geeft Bullet in zijne gedenkschriften over de Keltische taal er verschillende op, allen getrokken uit die taal, of liever uit de Keltische taal, welke hij zelf gesmeed heeft, en als zoodanig wil doen doorgaan: burg op het water, lun of lein, - of lijm, sterk en bourg, woning, burg. Zoo verklaren andere schrijvers den naam van Limburg als Leonburg, dien verwisselende met Lemberg (Löwenburg), in Gallicië, dat in het Latijn Leopolis luidt, of als afgeleid van limes, grens en burgus, kasteel, slot. Men kan omtrent al die afleidingen, welke nauwelijks melding verdienen, te rade gaan bij Ernst, die ze in zijn bovenvermeld werk in groote achting schijnt te houden. Dewijl de vroegere bewoners van de stad en het land Limburg Dietsch spraken, zoo dunkt ons, dat men de beteekenis van het woord moet zoeken in het oude Nederduitsch of oud Hoogduitsch. In de oude oorkonden komen de vormen Lemburc, Lenborc en Limpurg, Lintpurg, met eenige afwijkingen het meest voor; een | |
[pagina 6]
| |
van beide kan dus als de ware naam beschouwd worden. De eerste vorm Lemburc of Lenborc zoude dan beteekenen burg op een berg gelegen, hetwelk dan ook het geval met de stad Limburg (provincie Luik) is, lehne, beteekenende in het Hoogduitsch de helling van een berg; bij uitbreiding berg.Ga naar voetnoot(1) Neemt men den tweeden vorm als den echten aan, dan zal de wortel er van zijn lint, lind, lindwurm, verdicht wangedrocht, dat, met den draak eene groote rol in de Duitsche fabelleer en de oude ridderromans speelt, en als eene groote viervoetige gevleugelde slang wordt afgebeeld. De stad Limburg of liever de plaats, waar zij gebouwd is, en de andere Limburgen, zooals Limburg aan de Lahn in 't hertogdom Nassau, Limburg aan de Leine in Westfalen, zullen dus in vroegere tijden eene soort van mythologische betrekking gehad hebben. Deze laatste meening wordt aangekleefd door Jozef Bender, in zijn werk getiteld: ‘Die Deutschen Ortsnamen’. Men zoude er nog kunnen bijvoegen, dat St. Joris, de draken- of slangendooder, de patroon van de hoofdkerk te Limburg, provincie Luik, is, en insgelijks als de beschermer der stad wordt vereerd. De stad Limburg behoort tegenwoordig tot de provincie Luik (België), doch was voorheen de hoofdstad van een hertogdom, aan hetwelk zij den naam van Limburg gegeven heeft. De heerlijkheden Valkenberg, 's-Hertogenrade en het graafschap Daalhem waren groote leenen van het hertogdom Limburgen werden, nadat zij met Limburg onder het gebied der hertogen van Brabant waren gekomen, na den slag van Woeringen, in 1288 voorgevallen, Landen van Overmaze genoemd. Deze landen van Overmaze werden door het tractaat van 26. December 1661 (eenigszins gewijzigd door het verdrag van Fontainebleau van 28. November 1785) tusschen de Staten-Generaal en den Koning van Spanje verdeeld. Tengevolge van hunne, oude betrekkingen met het hertogdom Limburg, werden, na het tractaat van verdeeling, de Staatsche landen van Overmaze ook wel soms, zelfs in officiëele stukken, Limburgsche landen, het Limburgsche, genoemd, hetgeen oorzaak is, dat men in 1817, bij de definitieve daarstelling van het Koninkrijk der Nederlanden, aan de nieuwe provincie, welke de Staat- | |
[pagina 7]
| |
sche landen van Overmaze en een groot gedeelte der Oostenrijksche landen van Overmaze insloot, den naam van Limburg heeft gegeven. Het wapen van Limburg is, gelijk dat van Valkenberg, een klimmende leeuw van keel (rood) op een veld van zilver. Jos. Habets. |
|