Limburgsche legenden, sagen, sprookjes, en volksverhalen. Deel 2
(1876)–H. Welters– Auteursrechtvrij
[pagina 2]
| |
‘Rien n'est opiniâtre comme une croyance traditionnelle, et plutôt que de s'effacer, elle se réfugie pour des siècles dans un conte de nourrice ou dans un jeu d'enfant.’ Ozanam, Les Germains avant le Christianisme, Ch. 11, p. 59.
(Niets houdt langer stand dan eene sage, en veeleer dan in vergetelheid te geraken, verschuilt zij zich eeuwen lang in een bakersprookje of in een kinderspel.) | |
[pagina 3]
| |
Aan mijne Landgenooten!Het vrij gunstig onthaal, dat aan het eerste deel van dit werk, over het algemeen, is te beurt gevallen, alsmede de vele en belangrijke bijdragen, welke waren overgebleven en nog zijn ingekomen, gaven mij nieuwen moed, om ook dit tweede deel uit te geven. Onder hartelijken dank aan al de medewerkers, durf ik dan ook dit deel met vertrouwen mijnen Limburgschen landgenooten aanbieden. Er is bijzonder gewicht gelegd, waar noodig, op de plaatsbeschrijvingen. Hierin immers ligt de eigenaardige aantrekkelijkheid der volksverhalen. Eene juiste bepaling aan eene plaats of aan een landschap gegeven, welke wij van jongs af aan gewoon zijn met genoegen te betrachten, herinnert ons niet alleen het plaatselijk tooneel, maar ook nog duizenden omstandigheden en samenvoegingen, die wij onmogelijk van die plaats kunnen afscheiden. Vertelt gij b.v. aan eenen landman eene spook-, roover- of moordgeschiedenis, het zal u wellicht niet gelukken zijne belangstelling te wekken, maar wilt gij hem ‘kippenvel’ bezorgen, hem doen huiveren en verbleeken, zeg hem dan, dat het voorval heeft plaats gehad op den weg, dien hij gewoonlijk inslaat, als hij van de kermis, vee- of graanmarkt komt, of in dat huis, in die familie, welke hij gekend heeft, en gij zult hoogst zelden of nimmer iemand aantreffen, die geheel gevoelloos en ongeroerd blijft. | |
[pagina 4]
| |
Een Zwitser gevoelt diep heimwee bij het hooren der beroemde ‘Kuhreigen’Ga naar voetnoot(1) van zijn vaderland, welke een ander landzaat weldra verveelt. Vandaar dat Mosenthal in zijne schoone Romance ‘Der Deserteur’ den jongen Zwitserschen soldaat weemoedig doet uitroepen: ‘Der Knabe, der das Alphorn blies, der trägt die Schuld davon.’ Hiermede, en tevens met verzoek om verschooning voor de onafscheidbare gebreken aan soortgelijken arbeid verbonden, neem ik afscheid van den goedgunstigen lezer.
De Verzamelaar. |
|