Nieuwe bezems keren goed (in 't begin is men ijverig). |
Niets in te brengen hebben dan ledige briefjes (niets in te brengen hebben). |
Net van pas. |
Naar de pijp gaan (naar bed). |
Nood breekt wet, nood kent geen wet. |
Nood leert bidden. |
Naar kosters kamp gaan (kerkhof, sterven). |
Noch taal, noch teeken geven (dood schijnen). |
Niets afslaan dan vliegen (zich nooit weigerachtig toonen). |
Niet te hard, het lijntje kon breken. |
Na regen komt zonneschijn. |
Niet lang banketteren (wachten). |
Nieuwe heeren, nieuwe wetten. |
Niemand genoemd, is niemand geschand. |
Na gedanen arbeid is 't goed rusten. |
Natuur gaat boven de leer. |
Niemand sla zijn jongen dood, men weet niet wat er van komen kan. |
Nauw dingen en eerlijk betalen. |
Naburen kinderen zijn altoos de beste. |
Neem mij niet kwalijk - zei de vos - toen beet hij de gans den kop, of een oor af. |
Niemand wordt lichter bedrogen, dan die veel vertrouwt. |