Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 448]
| |
zweetvossen. Verkleinw. zweetvosje. Van zweet, zweeten, en vos. Eene soort van vossen, d.i. roodachtige paarden, wier haar zoo met wit geschakeerd is, dat zij schijnen met zweet bedekt te wezen. |
|