Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zweetbad] ZWEETBAD, z.n., o., des zweetbads, of van het zweetbad; meerv. zweetbaden. Van zweet, zwee en, en bad. Een bad, eene kamer, of besloten plaats, waarin een zieke, door uitwendige warmte, tot sterk zweeten gebragt wordt. Vorige Volgende