Figuurlijk:
de zwarte kunst, tooverij, hekserij. In eene bepaaldere beteekenis, die soort van tooverij, waarbij bovennatuurlijke werkingen, door hulp van booze geesten, voortgebragt worden, in onderscheiding van
de witte kunst, witte tooverij, of
theurgie, welke tot medewerking van goede geesten gebezigd werd. Zweed.
svartkonst, eng.
blackarts, van
black, zwart. Uit het gr. Νεϰϱομαν
εια, het welk de kunst om dooden, door hulp van booze geesten, optewekken, beteekende, heeft men, uit onwetendheid, in het middeleeuw. latijn,
nigromantia gemaakt, evenals of de eerste helft des woords van
niger afstamde. En hiervan is het hollandsche
zwarte kunst, of
zwartekunst, eene woordelijke vertaling. - Wijders, beteekent
zwart, in den verheven schrijftrant, in eenen hoogen graad, slecht, afschuwelijk:
waarom zag ik uwe zwarte ziel niet vroeger in hare gansche afschuwelijkheid? Eene zwarte daad, eene afschuwelijke. Ook wordt
zwart voor vuil, bemorst, genomen:
eenzwart hemd. Wat is de muur zwart geworden! Van hier
zwartachtig,
zwarten,
zwartheid,
zwartigheid,
zwartin, moorin. Zamenstell.:
zwartgallig,
zwartharig, die zwart haar heeft,
zwartkop,
zwartoog, die zwarte oogen heeft,
zwartverwer, enz. -
Beenzwart,
ivoorzwart, enz.
Zwart, Kil. swart, hoogd. schwarz, reeds bij Ulphil. swarts, Notk. suarz, neders. swart, angels. sweart, zweed. svart, deen. sort. Het schijnt, dat dit woord met zwaar uit eene bron voortkomt, en eigenlijk donker, ondoorzigtbaar beteekent, naardien de donkerheid en ondoorzigtbaarheid gemeenlijk een gevolg der dikte, of eener menigte van deelen is. Het oude latijnsche suasus, donker, verschilt alleen in den uitgang. In het mekkelenburgsche heet een zwart ding ein Nörr, hetwelk met het fr. noir en het lat. niger overeenkomt, doch daarvan zekerlijk niet afstamt.