[Zunst]
ZUNST, zonst, bij Kil. sunst, sonst, sust. Een reeds verouderd bijw., in de beteekenis van anders. Het langst is dit woord gebezigd, in de spreekwijs om zunst, om zonst, voor vergeefs, om niet, het welk nog bij J. de Dekker voorkomt: (de meetkunst) speelt met haar passeren en paslood niet om zunst. Niemandt doet wat omsunst, 't heeft altijd sijn waerom. R. Viss.