Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zuider] ZUIDER, onverbuigb. b.v., van het zuiden. Meestal wordt dit woord aan een zelfstandig naamw. vastgehecht: zuiderzee enz. Vorige Volgende