zon. De rijzende zon aanbidden, spreekw., zich houden aan, en indringen bij de genen, die in voorspoed en groot aanzien geraken. De zon haalt water, zegt men, in het gemeene leven, wanneer zij tusschen twee dichte wolken doorschijnt, waarbij men heldere strepen aan den hemel ziet. De zon schijnt in het water. Ik mag wel zien, dat de zon in het water schijnt, spreekw., ik mag wel lijden, dat anderen zich ook vermaken. Met de noorder zon verhuizen. Zie noorder. God doet zijne zonne opgaan over boozen en goeden. De sonne gingh op boven de aerde. Bijbelv. Soo dat er niet nieuws enis onder de sonne. Bijbelv. Dikwerf, doch tegen het gebruik, wordt, in den tweeden naamval, der zonnen, in plaats van der zonne gebezigt: tegen der sonnenopgangh - van der sonnen ondergangh. Bijbelv. Zonder bepalend lidwoord nogthans zegt en schrijft men: voor zonnen opgang, na zonnen ondergang.
Figuurlijk, verstaat men zeer dikwerf onder het woord zon, de zonnestralen: de zon brandt, steekt. Van de zon verbrand zijn. In de zon gaan, in tegenoverstelling van in de schaduw. Iets in de zon leggen, hangen. Bij de voormalige kampvechters werd de zon onder de strijders gelijkelijk verdeeld, d.i., zij werden zoo geplaatst, dat de zon den eenen niet meer in het aangezigt scheen, dan den anderen. In den Bijbel vinden wij, figuurlijk, gewag gemaakt van de zon der geregtigheid. Ook dragen uitmuntende personen, die kennis en verlichting verspreiden, in den verheven schrijftrant, den naam van zonnen. En, in de taal der liefde, noemen de Dichters schoone oogen zonnen, of tweelingzonnen. Zelfs worden bij sommige Dichters zonnen voor jaren genomen: helt Heins, die zestien zonnen pas out. enz. Moon. Eindelijk worden de aangestoken en ronddraaijende schijven van een vuurwerk zonnen, of zonnetjes geheeten. Van hier oul. het werkw. zonnen, voor in de zon leggen: haer winterkorenzonnen. Spieg. Zonnig, bijv. n., voor veel zon hebbend, rijk van zon. Zamenstell.: zondag, zonnebeeld, zonnebloem, zonnecirkel, zonnedaauw, zonnedak, zonneglans, zonnegloed, zonneglas, zonnehoed, zonnejaar, zonnekeerkring, zonneklaar, zonnelicht, zonneloop, zonnemaagd, zonnemeter, zonnepoort, zonnering,
zonnescherm, zonneschijf, zonneschijn, zonneschuw, zonnestand, zonnestil-