Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 373]
| |
de noordzee. Van hier zijdsch: hij spreekt zijdsch. Zijdsche boomen, voor bodemen, gemeenlijk bij verbastering bommen, zijdsche bommen, genaamd, zijnde eene soort van platboomde hoekers. |
|