[Zigtkunde]
ZIGTKUNDE, z.n., vr., der, of van de zigtkunde; het meerv. is niet in gebruik. Van zigt, gezigt, en kunde. Anders gezigtkunde, lat. optica. Een gedeelte der oefenende wiskunst, welke in de wetenschap der lichtstralen bestaat. Van hier zigtkundig, tot de zigtkunde behoorende, op dezelve gegrond. In eene uitgestrektere beteekenis is zigtkundig zoo als eene zaak gezien wordt, zoo als zij als aan het oog voorkomt, in tegenoverstelling van de wijze, waarop zij eigenlijk bestaat. Zoo zijn de uitdrukkingen de zon gaat op, gaat onder, zigtkundige uitdrukkingen en voorstellingen, dewijl de zon schijnt op - en onder te gaan, schoon zij in het middelpunt hares stelsels onbewegelijk is.