[Zielzorger]
ZIELZORGER, z.n., m., des zielzorgers, of van den zielzorger; meerv. zielzorgers. Van ziel en zorger. Een geestelijke, voor zoo ver de zorg voor de welvaart der ziel zijne voornaamste bezigheid is; een priester, prediker, kerkleeraar; in het middeleeuw. lat. curatus, fr. curé.