ziekenbezorger, ziekenhuis, een huis, waar zieken bezorgd en opgepast worden - ziekenkamer, een stil vertrek, geschikt voor zieken - ziekentroost, ziekentrooster, - doodziek, maanziek, manziek, minzick, naamziek, praalziek, roofziek, schoolziek, speelziek, twistziek, vensterziek, vrouwziek, wagenziek, wervelziek, woelziek, enz.
Ziek, hoogd. siech, Kero siuch, Ottfrid. en Willer. sicch, Ulphil. suks, angels. seoc, eng. sick, zweed. sjuk, gr. σιϰχος. Dit woord schijnt zijnen oorsprong aan den klaagtoon der zieken verschuldigd te zijn.