Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 362]
| |
neer van den derden persoon, of zaak, iets gezegd wordt, hetwelk deze derde persoon of zaak niet alleen zelf doet, maar hetwelk ook tot die zelve terug keert. Hij heeft het zich zelven te danken. Zij schrijft alles zich zelve toe. Zij hebben zich eindelijk tot de bewuste zaak bepaald. Dikwerf wordt zich, in navolging van de Duitschers, doch verkeerd, voor elkander gebezigd; b.v.: zij hebben zich daar ontmoet, voor elkander. Zij droegen zich de hartelijkste vriendschap toe, in plaats van: zij droegen elkander enz. Oudaan heeft eene bijzondere zamenstelling van dit voornaamw. gevormd, in: zichvlijentheid. Zich, hoogd. sich, bij Ulphil. sik, sis, zweed. sig. |
|