Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zevenoog] ZEVENOOG, z.n., vr., der, of van de zevenoog; meerv. zevenoogen. Eene pijnlijke bloedvin. Zie negenoog. Vorige Volgende