[Zetschipper]
ZETSCHIPPER, z.n., m., des zetschippers, of van den zetschipper; meerv. zetschippers. Van zet, zetten, en schipper. Een schipper, welke een schip voert, dat hem niet toebehoort, - die over het schip van een' ander als schipper gezet is: hij vaart als zetschipper.