[Zelling]
ZELLING, z.n., vr., der, of van de zelling; meerv. zellingen. In de scheepvaart, de plaats in den grond, waar een schip, of anker, vast gezeten heeft. En in de steenbakkerijen aan den hollandschen ijssel, beteekent het eene verlamde plaats, of inham der rivier, welke aan de kanten met riet begroeid, in hare ruimte, de aar-