Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zelfverheffing] ZELFVERHEFFING, z.n., vr., der, of van de zelfverheffing; zonder meerv. Van zelf en verheffing. De ongegronde verheffing van zich zelven boven anderen: door waan en ijdele zelfverheffing. Vorige Volgende