Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zelfbeoordeeling] ZELFBEOORDEELING, z.n., vr., der, of van de zelfbeoordeeling; zonder meerv. Van zelf en beoordeeling. Beoordeeling van zich zelven: wanneer onze zelfbeoordeeling op waarheid gegrond is. Vorige Volgende