[Zelfbehoud]
ZELFBEHOUD, z.n., o., des zelfbehouds, of van het zelfbehoud; zonder meerv. Van zelf en behoud. De behouding van, of zorg voor ons eigen leven, en al dat geen, wat onze natuur volmaken kan, bijzonderlijk als een zedelijke pligt beschouwd: de zucht naar zelfbehoud keert alle levensgevaar af. Op zelfbehoud bedacht zijn.