mij af. Onder zeil zijn, is, met opgehaalde zeilen voortstevenen. Stijf onder zeil zijn, is, wel voortzeilen, en, figuurlijk, tegen een klein stootje bestand zijn. Een nat zeil, is eigenlijk een, dat men nat gemaakt heeft, opdat het den wind beter vatte; maar oneigenlijk is met een nat zeil loopen, dronken langs de straat, of den weg, loopen. Met de zeilen voor den mast leggen, is, van een schip, bij gebrek van wind niet vorderen, van een mensch, niet voorspoedig in zijne zaken zijn. Met liggende zeilen vaart maken, is, voortroeijen. Het waait hem in zijn zeiltje, het gaat hem voor den wind, zoo eigenlijk, als figuurlijk. Het zeil in top zetten, of halen, is, eigenlijk, de zeilen zoo hoog ophalen, als men kan, figuurlijk, veel uitwendige vertooning maken. Het zeil, of de zeilen, reven, zie reven. Zeil minderen, een, of meer, zeilen strijken, en met de overige voortzeilen. De zeilen gorden, dezelve aan de raas vastbinden. Weinig zeil voeren, niet veel, of slechts kleine, zeilen gebruiken. De zeilen strijken, is, dezelve neerhalen: ten waer ick, mijn reis ten einde, het zeil streeck, en den boegh naer lant toe zette. Vond. Maar somtijds beteekent de zeilen strijken, bijzonderlijk de raas, waaraan zij vast zijn, laten zakken, tot vereering van andere schepen, en, figuurlijk, voor iemand onder doen. De zeilen laten vallen, is, somtijds dezelve strijken, somtijds dezelve ontgorden, ontrollen. Een oog in het zeil houden, is, op zijne hoede zijn en blijven: oogh in 't zeil te houden, komt altijdt wel te pas.
Hooft. Eindelijk is: alle zeilen blank spelen, bij Halma, alles wegrooven, wat men op zee ontmoet, en beteekent: onder een staand zeiltje is het goed roeijen, als men eenige vaste inkomsten heeft, kan men er ligtelijk iets bij winnen, om wel te bestaan. 't Geluk blaast in het zeil, is eene wijs van spreken, om eenen gewenschten voorspoed uittedrukken. Van hier zeilaadje, zeilen, enz. Zamenstell.: zeilblok, zeilboom, zeildoek, zeilgaren, zeilmakersgaren, zeilmaker, zeilnaald, een zeilmakers naald, zeilspanner, A. Hoffer. - zeilspriet, zeilstang, zeilstrijker, A. Hoffer. enz. Bezaanzeil, bramzeil, gaffelzeil, hoofdzeil, kruiszeil, lijzeil, marszeil, razeil, schooverzeil, stagzeil, topzeil, enz.