Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 330]
| |
zegekarren. Van zege en kar. Anders triumfkar. Eene kar, waarop de romeinsche veldheeren na eene behaalde overwinning in zegepraal rondgevoerd werden: een sneeuwwit vierspan trok des veldheers zegekar. Daarentegen duiden zegekoets en zegewagen eenen wagen aan, die ten zelfden einde diende; anders triumfkoets, triumfwagen. In al deze zamenstellingen beantwoordt zege aan triumf. |
|