[Zeerund]
ZEERUND, z.n., o., des zeerunds, of van het zeerund; meerv. zeerunderen. Van zee en rund. Anders zeekoe, of wel een verzierd slag van zeedieren, dat bij de oude dichters de runderkudde van Neptunus uitmaakte: veelerhande zeerunders op het strant inslaep vielen. Vond.