Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zeekust] ZEEKUST, z.n., vr., der, of van de zeekust; meerv. zeekusten. Van zee en kust. Kil. zeekost, omdat kust van het lat. costa afstamt; en somtijds ook enkel kust, zie dit woord: langs de zeekust. Vorige Volgende