[Zangmeester]
ZANGMEESTER, z.n., m., des zangmeesters, of van den zangmeester; meerv. zangmeesters. Van zang en meester. Hoogd. sangmeister, dat bij Notk. ook eenen meesterlijken zanger aanduidt; vries. sjongmaster. Al wie onderwijs in het zingen geeft: muzijkmeester en zangmeester afdanken. In den Statenbijbel ook de voorzanger van een koor, in opperzangmeester. Van hier zangmeesterschap.