[Zandruiter]
ZANDRUITER, z.n., m., des zandruiters, of van den zandruiter; meerv. zandruiters. Van zand en ruiter. Iemand, die van zijn paard in het zand valt: draag zorg, dat gij geen zandruiter wordt! Voorts is een zandruiter worden ook, over het algemeen, van zijn paard vallen.