[Zandregen]
ZANDREGEN, z.n., m., des zandregens, of van den zandregen; meerv. zandregens. Van zand en regen. Zand, dat door den wind in de lucht opgeheven wordt, daar eene zoogenoemde zandwolk vormt, en voorts als regen op de aarde nederstort: een zandregen overviel en begroef het heer van Cambyses.