Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 298]
| |
loopertje. Van zand en looper. Een in het midden naauw toeloopend glas, waardoor zand loopt, om den tijd, namelijk een uur, half uur enz., aan te wijzen: ik heb eenen zandlooper van een uur. Aan den zandlooper schudden, fig. wenschen, dat de tijd al om ware. |
|