Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Zadeltasch] ZADELTASCH, z.n., vr., der, of van de zadeltasch; meerv. zadeltasschen. Van zadel en tasch. Kil. sadeltessche. Eene tasch, die aan den zadel hangt: hij haalde eene flesch uit zijne zadeltasch. Vorige Volgende