[Zadelboom]
ZADELBOOM, z.n., m., des zadelbooms, of van den zadelboom; meerv. zadelboomen. Van zadel en boom. Bij Kil. evenveel, als sadelboge; de boog van den zadel; hoogd. sattelbogen en sattelbaum. Bij de natuurkenners, een plantengeslacht, waarvan drie soorten onder de heesters, en de vierde onder de boomen behoort. Van deze laatste draagt het hout den naam van zadelhout.