[Zaagbek]
ZAAGBEK, z.n., m., des zaagbeks, of van den zaagbek, meerv. zaagbekken. Van zaag en bek. Hoogd. sageschnabler en sager. Een geslacht van watervogels, dat vijf soorten bevat, en waartoe de Duikerganzen behooren: gekapte zaagbek, kleine gekuifde zaagbek.