Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland–
[pagina 269]
| |
Z.De twee en twintigste, en laatste letter van het Nederduitsche ABE, en de zeventiende der medeklinkers; zij behoorde volgens Plinius niet, maar volgens Aristoteles al, tot het Kadmische ABE der Phoeniciers, dat, lang voor de uitvinding van eenige andere, daartoe niet behoorende, letters, in Griekenland werd ingevoerd. Hoe het zij, de plaats, die de z in het Grieksche ABE bekleedt, duidt zelfs aan, dat zij van de Phoenicische Zain ontleend werd. En zij had dezelfde kracht van ds. De Latijnen bezigden haar enkel in Grieksche woorden, die zij overnamen, zoo als zephyrus, enz. Bij de verandering van μαζα in massa, πα![]() |
|