[Wrong]
WRONG, z.n., vr., der, of van de wrong; meerv. wrongen. Verkleinw. wrongje, wrongetje. Bij Kil. even veel, als wrok, zie wrok; en voorts de daad van wringen: met elke wrong drukte hij er eenen vloed van water uit. Iets, dat zamengewrongen is: de das zit hem als eene wrong om den hals. De slangen sluimeren gekrunkelt in een wrong. Vond. Een zamengewrong ne doek, dien de Oosterlingen om het hoofd dragen: een wrong zijn hairen drukte. Vond.; bij wien eene Koninklijke hoofdwrong den naam van wrongkroon draagt, in: de wrongkroon voeght dat vet gebalsemt hooft. Zamengedraaide haren: daer steeckt men langs de wrong een steel met diamanten. J. v.d. Does. Bij Kil. ook een bloemkrans. Van wringen.