Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wortelachtig] WORTELACHTIG, bijv. n. en bijw. wortelachtiger, wortelachtigst. Van wortel en achtig. Eenen wortel gelijk: een wortelachtig gewas. Met wortelen bezet: wat is de grond hier wortelachtig! Vorige Volgende