[Wonderteeken]
WONDERTEEKEN, z.n., o., des wonderteekens, of van het wonderteeken; meerv. wonderteekenen en wonderteekens. Van wonder en teeken. Een wonderlijk verschijnsel: alsoo sult ghij hen tot een wonderteeken zijn. Bijbelv. Bijzonderlijk, zoodanig een, als iets gerekend werd voor te beduiden: men hield elke komeet voor een vreesselijk wonderteeken.