Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wolkaard] WOLKAARD, z.n., vr., der, of van de wolkaard; meerv. wolkaarden. Van wol en kaard, fr. carde, eng. card, ital. scardasso. Zie kaard. Vorige Volgende