Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wolfspoot] WOLFSPOOT, z.n., m., des wolfspoots, of van den wolfspoot; meerv. wolfspooten. Van wolf en poot. De poot van een' wolf. Ook waterandoorn. Een plantgewas van twee soorten: Europische wolfspoot, virginische wolfspoot, enz. Vorige Volgende