[Woelwater]
WOELWATER, z.n., m., des woelwaters, of van den woelwater; meerv. woelwaters. Van water en woelen, zich in het rond bewegen, als het water, dat gestadig in eene bron, die daarvan oulings den naam van woel bekwam, opwelt. Dus eigenlijk, opwellend en woelend water; maar deze beteekenis, in welke het woord onzijdig zou moeten zijn, is in onbruik. Men bezigt het nog enkel in die van een mensch vol beweging: dat is een regte woelwater. En men ziet hierbij op ligchaamswoeling; terwijl men daarentegen die van den geest in aanmerking neemt, als men den naam van woelgeest aan iemand geeft.