[Wisselgeld]
WISSELGELD, z. n, o., des wisselgelds, of van het wisselgeld; zonder meerv. Van wissel en geld. Het geld, dat iemand in eenen wissel gelast wordt te betalen, in tegenoverstelling van het geld, 't welk men in den handel daarvoor bedingen kan: zoo veel wisselgeld maakt, volgens den wisselkoers, zoo veel in klinkende munt. Geld van de wisselbank: de wisselbank vertelt een' schat van Krezus aen 't gereede wisselgelt. Vond.