[Winde]
WINDE, z.n., vr., der, of van de winde; zonder meerv. Bij Kil. evenveel als katrol; en in het hoogd. een haspel. Kil. garenwinde. Voorts een plantgewas van twee en vijftig soorten. Zamenstell.: akkerwinde, haagwinde, oeverwinde, patattenwinde, enz.