[Windbreken]
WINDBREKEN, onz. w., enkel in de onbepaalde wijze gebruikelijk, voor pogchen, snorken: hoor hem eens windbreken. Voorts bedient men zich van het deelw. windbrekend, in: windbrekende middelen; en bovendien komt van windbreken, windbreekster, windbreker, windbrekerij.