Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wildkoorn] WILDKOORN, z.n., o., des wildkoorns, of van het wildkoorn; zonder meerv. Van wild en koorn, of koren. Een plantgewas, waarvan men drie verschillende soorten telt: moerassig wildkoorn, waterig wildkoorn, veldig wildkoorn, enz. Vorige Volgende