[Wildernis]
WILDERNIS, z.n., vr., der, of van de wildernis; meerv. wildernissen. In het hoogd. wildnisz Een wild onbebouwd, en onbewoond oord: wij quamen in eene eenzaame of huilende wildernis. Halma Woestijnen, wildernis, geberghte, en rotsen, zeden en reden, ingeplant. Vond.