[Wijsdom]
WIJSDOM, z.n., m., des wijsdoms, of van den wijsdom; zonder meerv. Van wijs en dom, zie dom. Die hoedanigheid, welke iemand tot eenen wijzen maakt. Dezen zin heeft het woord nog bij Kil., even als het eng. wisdom, en wistum, weistuom, bij Willeram. en anderen. Maar hedendaags gebruikt men daarvoor liever wijsheid. Intusschen geeft Kil. aan wijsdom nog