[Wijnbalg]
WIJNBALG, z.n., m., des wijnbalgs, of van den wijnbalg; meerv. wijnbalgen. Van wijn en balg. Bij Kil. evenveel als wijnbast, en wijnbezie. De schil van de druif, met al wat daarin is, of de schil op zich zelve. Bij Halma ook evenveel als wijnbuik, een onmatige wijndrinker, anders ook wijnzuiper.