[Wijnbak]
WIJNBAK, z.n., m., des wijnbaks, of van den wijnbak; meerv. wijnbakken. Van wijn en bak. De bak, waarin de zoogenoemde perskuip, wijnkuip, of wijnpers, staat: er komt nog geen most in den wijnbak. De druijvetreeder en treedt geenen wijn uijt in de wijnbacken. Bijbelv.