Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wie] WIE, vragend en betrekkelijk voornaamwoord. Wie is daar? De man, wiens zaak ik verdedig. Zie wat. Wie, nederd. we en wer, hoogd. wer, oudd. hwer, en hwe, angels. hwa, vries. wa, eng. who, zweed. ho, hvar, fr. qui, lat. qui en quis. Vorige Volgende