[Wetverbreker]
WETVERBREKER, z.n., m., des wetverbrekers, of van den wetverbreker; meerv. wetverbrekers. Van wet en verbreker, van verbreken, dat hier iets van het hoogd. verbrechen heeft. Anders wetschender. De overtreder van eene wet: tergt, als de snoodste wetverbreeker, den hoogsten wreeker. L.D.S.P.